Inleiding Plantbeschrijvingen
Carl Lineaus introduceerde een botanische nomenclatuur waarbij de botanische soort naam van een plant bestaat uit twee woorden, De geslachtsnaam en de soortaanduiding. Deze naamgeving werd onderdeel van de gehele wetenschappelijke naamgeving in de biologie waardoor gegevens over de hele wereld konden worden uitgewissleld waarvan in de 10e druke van Systema naturae als startdocument geldt.
Linnaeus baseerde zijn indeling van planten op de kenmerken van de voortplantingsorganen: de stampers en meeldraden en gebruikte sexuele terminologie. Dat was revolutionair in het midden van de 18e eeuw.
Deze werkwijze bleef bestaan tot het einde van de 20 ste eeuw en de indeling zelf werd regelmatig aangepast aan nieuwe bevindingen, Eind 20ste eeuw werd een geheel nieuwe indeling ontworpen die gebaseerd is op de analyse van evolutionaire afhankelijkheden in het DNA van de planten het APG (Angiosperm Phylogeny Group ) systeem.
Binnen het APG systeem heeft de plantenorde de hoogste rang die een formele botanische naam krijgt.
Zelf gebruik ik voor de determinatie van planten nog de Flora van Thijsse (uitgave ...- …) dat zal ook regelmatige terug te vinden zijn in de familie en soortbeschrijvingen die ik geef.
Sinds 1998 wordt dus vooral het AGP systeem gehanteerd om het plantenrijk in te delen. Het AGP systeem beleeft momenteel (2022) de vierde versie (sinds 2016). De taxonomische documentatie die ik ontleen aan Wikipedia verwijst dan ook voor het merendeel naar deze versie van het AGP. Het AGP systeem baseert zich op erfelijke eigenschappen en genetische verwantschap tussen de planten. Daarbij zoekt de wetenschap naar kenmerken die mogelijk verwijzen naar uiteindelijk een(1) gemeenschappelijke voorouder. Vanuit deze gemeenschappelijke voorouder worden stammen (genaamd claden) geformuleerd tot op het nivo van de plantenorde. Het zal duidelijk zijn dat deze systematiek hoewel breed aangehangen een objectieve wetenschappelijke toets niet kan doostaan en derhalve slechts een pseudo wetenschappelijk insteek heeft. Daarvoor noem ik twee redenen:
- Bij het zoeken naar een gemeenschappelijke voorouder is het vaak onmogelijk om een volledig DNA profiel uit de fossiele resten van een individu op te stellen.
- Het aantal fossiele resten van mogelijke voorouders is dermate gering in relatie tot de totale populatie dat het aantal niet beschouwd kan worden als een a-selecte steekproef waarop een kansberekenig kan worden losgelaten waarop deze indeling in stammen kan worden gebaseerd.
Desondanks volg ik de taxonomische opbouw zoals die in Wikipedia in navolging van AGP IV wordt gehanteerd opdat mijn documentatie herkenbaar is binnen de gangbare systematiek.
Album
-
Ingedeeld bij
-
Hits93 views