De GROW methode

De GROW methode begint met het opknippen van het strategisch plan in behapbare tijdsequenties van enkele weken tot maximaal enkele maanden. Vervolgens bepaal je welke subdoelen je in samenhang in elke tijdsequentie wilt uitvoeren. 

Voor de uitvoering van elk van de subdoelen kun je terugvallen op het G(oal) R(eality) O(Options) W(ay forward) model. Het GROW model wordt veel bij coaching gebruikt, maar je kunt het ook heel goed zelf toepassen bij de uitvoering  van je activiteiten.

De uitvoering van de subdoelen met het GROW model geeft je de mogelijkheden om flexibel met de plannen om te gaan. De kunst daarbij is om in de planning voldoende ruimte in te bouwen waardoor evaluatie mogelijk is en de planning geen keurslijf wordt.

Voordat je een nieuwe actie van de planning uitvoert bepaal je of de mogelijkheden en risico's nog zijn zoals je ze verwachtte en voer je als het ware een mini analyse volgens GROW uit op die actie.

Je bent als de kapitein van een schip op de oceaan die weet naar welke haven hij moet varen, maar onderweg wel rekening moet houden met het onvoorspelbare weer en steeds veranderende stromingen. Net als de kapitein van dat schip moet je soms gebruik maken van loodsen als de diepten van het water, en de stromingen te wispelturig zijn zoals bij het binnenvaren van havens. Die kapitein moet vaak afwijken van de vooraf bedachte koers om de lading veilig af te leveren.

Die flexibiliteit heb jij ook nodig als je jouw uiteindelijk doel wilt halen. Jouw voordeel op de kapitein kan zijn dat jouw loods de Heilige Geest steeds paraat is, tenminste als jouw planning gebaseerd is op de aanwijzingen van je hart als dat hart via het kruis aan Jezus gekoppeld is.

(G) Subdoelen benoemen binnen de tijd sequentie

Om achteraf te kunnen bepalen of je hebt bereikt wat je wilde bereiken is het belangrijk dat je aan het begin een beeld kunt vormen over het te bereiken doel. Daarbij helpen de volgende vragen:

1. Is het subdoel voldoende eenduidig en specifiek?
2. Welk effect heeft dit subdoel op het bovenliggende doel?
3. Wat is daar belangrijk aan voor jou?
4. Wat wil je bereiken voor dit subdoel?
5. Hoe weet  je dat doel bereikt hebt?
6. Hoe weet  je dat het gewenste effect is bereikt op het bovenloggende doel?

Waardeer het doel vooraf met een waarde van nul tot tien. Dit is een z.g. SWOT analyse

Voordat je aan de tijd sequentie begint is het handig om je af te vragen of je de doelen wel kunt realiseren. Je zult waarschijnlijk enkele ambities voor een aantal subdoelen bijstellen zodat je voldoende focus hebt voor die doelen die het meest bijdragen aan jouw belangrijkste doelstelling.

(R) Realiteit onder ogen zien

 De analyse van de realiteit omvat 3 aandachtspunten. Daarmee ontdek je of de doelen die je gesteld hebt al dan niet haalbaar zijn.

Een aantal vragen helpt je om de haalbaarheid/realiteit van je plan in te schatten. Dat geldt voor elk subdoel afzonderlijk, maar ook voor de samenhang tussen de afzonderlijke doelen. Je kunt de beginsituatie waarderen op de schaal van 1 tot 10 en ontdekt wat je kunt doen om je doel te realiseren.

1. Startpunt
   1. Hoe ziet jouw ideale start er uit.
   2. Wat ontbreekt er volgens jou?
   3. Hoe reëel zijn de blokkades die je ziet?
   4. En wat als die blokkades er niet zijn?
   5. Wat zijn jouw kwaliteiten die je helpen om het gewenste resultaat te bereiken?
   6. Welke bedreigingen zie je?
   7. Hoe reëel zijn die bedreigingen?
2. Omgeving
   1. Is  support beschikbaar?
   2. Is er voldoende hulp?
   3. Zijn de gewenste faciliteiten beschikbaar?
   4. Kun je over de benodigde materialen beschikken?
   5. Etc.
3. Randvoorwaarden
   1. De belangrijkste randvoorwaarden vul je zelf in.
   2. Die bestaan uit de eisen en grenzen die je aan jezelf stelt.
   3. Daarnaast zijn er randvoorwaarden die uit de omgeving komen.
   4. Zoals uit de familie, vanuit organisaties waarin je werkt en de wet en regelgeving.

Doel van dit stukje analyse is om een goed beeld te krijgen van de de mogelijkheden en uitdagingen die je ziet om je doel te bereiken. Deze analyse kun je gebruiken om te je voor te bereiden op mogelijke alternatieven.

 (O) Opties en alternatieven

Bij het benoemen van de opties die je hebt om je doel te bereiken heb je een heel belangrijk hulpmiddel. Dat is het opnieuw formuleren van blokkades.

Bij een blokkade of bedreiging wordt meestal gereageerd in een opmerking die begint met "Ja maar".  Bijvoorbeeld "ga je mee fietsen" wordt gevolgd door "Ja, maar het regent".  Dat is een tegenwerping die er toe leidt  dat er hoogst waarschijnlijk niet gefietst wordt. Je kunt ook op een andere manier reageren waardoor je jouw reactie op een andere manier formuleert "Nou en.... dan trek ik toch een regenpak aan."

Als je reageert met "Ja maar" trek je een arsenaal van tegenwerpingen en blokkades open die gevoed worden door gedachten aan de onmogelijkheden en zo blokkeer je om mogelijkheden en kansen te ontdekken.

Als je antwoord met "Nou en" komt er een heel arsenaal aan positieve energie los waardoor het probleem kleiner wordt en je mogelijkheden ontdekt om de blokkades te overwinnen  

In de energie die vrij komt met het antwoord "Nou en" zullen de volgende vragen zich aan kunnen melden:

• Welke alternatieven zijn er?
• Alser geen beperkingen zijn wat zou ik dan doen?
• Wat kan ik verder nog doen?
• Wat kan ik anders doen?
• Sta ik open voor suggesties van anderen?
• Wat zijn voor- en nadelen van de opties?

Antwoorden op deze vragen zullen je helpen om je doelen en dromen te verwezenlijken.

(W) Way to go / Acties uitvoeren

 Aan de slag nu. Alles wat je nu gelezen hebt lijkt erg theoretisch. Als je dagelijks een moment van reflectie inruimt doe je het meeste al.  Toch is het nuttig om een logboekje bij te houden waarin je kort je ervaringen opschrijft.

Nu alle plannen en alternatieven zo ver zijn uitgewerkt dat je aan de slag kunt is het voor de invulling van de activiteiten belangrijk is dat je doorlopend de volgende vragen stelt aan jezelf. Niet alleen voor de activiteiten die je de komende week en weken wilt uitvoeren, maar ook voor de activiteiten voor de dag die voor je ligt.  De activiteiten van de komende dag hebben immers ook hun invloed op de daarop volgende dagen en weken.

• Wat ga je concreet doen?
• Wanneer ga je dat doen? 
• Beantwoordt dat aan je doel? 
• Welke hindernissen denk je tegen te komen? 
• Hoe ga je die overwinnen? 
• Wie moet het weten? 
• Welke hulp heb je nodig? 
• Hoe krijg je die?