-
4
-
Ervaringen uit de kindertijd
Kindertijd en opvoeding
Bevat de eerste ervaringen uit de kindertijd en schetst een beeld van de opvoeding.
Bezinningsvragen
- In welke ervaringen uit de kindertijd heb ik de werking van de Heer herkend?
- Welke ervaringen zijn richting gevend geweest voor mijn verdere leven?
- Hoe voelde de relatie tot mijn ouders, broers en zussen?
- Wat was zo bijzonder aan mijn kindertijd?
- Welke rol had de Heer in mijn ouderlijk huis?
Uit de traditie
Niet alle levenslopen uit de traditie gaan in op deze periode. Bij het lezen van de levenslopen die aandacht geven aan deze periode valt op hoe uniek iedereen zich de eigen kindertijd herinnert.
In veel levenslopen staat de opvoeding in het ouderlijk huis centraal. Kinderen uit de hernhutter traditie grijpen daarbij vaak terug op de combinatie van het ouderlijk gezin en de gemeenschap binnen de gemeente zoals bij Johan Gustaf Renatus Lilliendahl (1801-1870).
Voor kinderen uit zendingsgezinnen (zie ook Mein herz geht kaputt) is de scheiding van de ouders erg ingrijpend. Ook hier geldt dat de ervaringen zeer verschillend zijn. Veel levenslopen beschrijven deze tijd als een tijd waarin het kind zich niet gelukkig voelt, maar er zijn ook levenslopen waar zendingskinderen deze ervaring als verrijkend en goed hebben ervaren.
Kinderen uit hernhutter gezinnen die ver buiten de plaatselijke gemeente in de diaspora woonden beschrijven hoe zij de diaspora ervaren hebben in een relatie tot gelovigen uit andere kerken en de wens om deel te nemen aan het leven in een hernhutter gemeente.
Voorbeelden
- Christian Eichler (1720-1792) beschrijft in de ervaring van het zoeken naar de nabijheid van de Heer, hoe hij die nabijheid ervaren heeft en hoe dat in de loop van de jeugd vanaf een jaar of 6 minder wordt. Het beeld dat Eichler geeft komt ook in andere levenslopen terug, zoals bij Johann Georg Herzberg (1792- 1864).
- De jeugd van Anna Böhler (1740-1809) speelt zich helemaal af binnen de kinderinternaten van de Broederuniteit. Zij maakt de opzet van het KinderChor met internaat in Bethlehem mee en trok mee naar andere plaatsen waar de Hernhutters hun KinderChoren inrichtten. Zij beschrijft die opvoeding als streng, maar gelukzalig in de wetenschap dat zij onder bescherming staat van haar Heer. Omdat zij als baby niet is gedoopt krijgt zij de gelegenheid om als 8 jarige samen met een aantal andere kinderen gedoopt te worden. Zoals ze zelf schrijft bevat ze de diepgang daarvan niet volledig, maar zij beschrijft dat gelukzalige gevoel wel als een ankerpunt voor het vervolg van haar leven.
- Elisabeth Lewis (1743 - 1831) beschrijft hoe ze op haar zevende jaar naar het internaat ging in Londen en hoe ze daar tot haar 11e jaar een gelukkige tijd doorbracht. Op dertienjarige leeftijd mocht zij intreden in het Chor van de grotere meisjes en op veertienjarige leeftijd verhuisde zij naar het Chor-huis voor ongehuwde zusters in Londen.
- Georg Adam-Meck (1786-1862) beschrijft hoe de schuldenlast waarmee het gezin geconfronteerd werd toen zijn vader overleed (Georg was toen 9) op het gezin drukte, maar ook hoe het gezin van verschillende kanten hulp kreeg. Hij toont veel respect voor zijn moeder die (met de nodige hulp) het gezin draaiende kon houden.
- Johanna Elisabeth Dumke (1802-1868) en Louise Francisca Emilie Kaillard (1828 - 1867) beschrijven hoe zij bij hun doop tot eeuwig eigendom aan de Heer teruggegeven werden. Dat kreeg ook in de praktijk van hun opvoeding een vervolg. De positieve invloed van die opvoeding en het bewustzijn van deze belofte bij de geboorte is de rode draad in hun levensloop.
- Margaretha Kühn (1910-1993) verhaalt over haar gezondheid. Naast de zorg door de ouders wordt de bescherming door de Heer geroemd.
In deze categorie
-
Ingedeeld bij
-
Hits57 views